Afscheid nemen bestaat niet.
Zegt Marco Borsato. Ik geloof het wel, gewoon niet afscheid nemen (dat is uiteraard niet de insteek van Marco). Op mijn laatste dag werd ik mega vroeg wakker, heb ik gejuicht in mijn bed, pakte mijn tas, hing de afschuwelijke schilderijtjes die er aan de muren hingen (in mijn logeerkamer) weer terug, bracht de sleutel terug bij de receptie, die voor de zoveelste keer vroegen wie ik was en wat ik kwam doen, ik zei Ada gedag met de volgende zin: tot de volgende keer. En zij zei ook zoiets en weg was ik zonder omkijken. Zonder ‘even eens lekker stil te staan’ bij wat ik al dan niet heb gedaan. En er gebeurde niets. Ik was alleen blij dat ik buiten was, weg mocht en kon en niet meer hoefde terug te komen. - Ik ben ook blij dat ik als ik weg ben van huis, naar huis kan en naar huis wil. Dat ik niet mijn thuiskomst hoef uit te stellen. Dat is wat ik in Eindhoven deed, dan deed ik boodschappen of liep ik een rondje of ging ik sporten en dan liep ik met een onwijze omweg terug, alles om de tijd te rekken om niet terug te hoeven naar dat tehuis. - En als iemand vraagt hoe het was dan zeg ik enkele zinnen, het hangt compleet af van wie er tegenover mij staat. Maar iedere keer heb ik spijt van mijn antwoord. Ik kan niet verwoorden hoe ik het er had. Sommige mensen zeggen: ‘Je had het er niet zo leuk als ik zo je blog lees.’ Sommige mensen zeggen: ‘Wat goed, ik houd zo erg van bejaarden!’ Iedereen trekt het tot zichzelf. Ik ben het tot nog toe met allen oneens. Het is veel complexer dan alleen: ‘Het is niet leuk.’ Of: ‘Het is leuk.’ Veel gelaagder. Plus, je, jij ja, kan er niets over zeggen, want je was er niet bij. Je hebt dit niet gedaan: ga jij maar eens fuckin zes weken in een tehuis zitten- kijken wat er van je over blijft. Van je geest/gedachten. Van je ziel. Van je zintuigen. Wat me vooral opviel en bijblijft is hoe ontzettend eenzaam ik me er heb gevoeld. Juist door ‘met mensen erover te praten’. Dan voelde ik me als maar meer wegzakken in die totale afzondering: de buitenstaander ziet het letterlijk alleen maar van de zijlijn en ik zat er middenin en dan weer zo niet middenin vergeleken met de gemiddelde bewoner van een tehuis dat ik het niet eens in mijn hoofd durf te halen om te zeggen dat ik het er simpelweg alleen maar haat of alleen maar leuk vond. - En wat ik ook een eng gegeven vond is dat ik totaal werd afgestompt. Dat al mijn zintuigen als het ware tegen een vlakte aan werden gedrukt, dat ik op een gegeven moment niets meer meende te voelen. Dat ik langs een drukke autoweg liep en dat ik dacht, als ik me nu voor een vrachtwagen gooi voel ik nog niets. Best eng. Dat een huis dat kan doen. En nog, nog wil ik niet beweren dat het er ‘stom’ was. Omdat dat te simpel is en ik ergens nog goede hoop heb dat ieder tehuis anders is. - Het is sowieso makkelijk om over dingen te praten waar je zelf niet middenin zit. Om commentaar te leveren vanaf de zijlijn. Mensen doen niet anders. - Vanmiddag zei een vrouw dat ze het stoer vond dat ik het heb gedaan en heb afgemaakt en toen voelde ik me een beetje trots. - Nu een kleine week later lijkt het al weer ver weg. Misschien door alle hectiek in Amsterdam, toen in Brussel, toen weer in Amsterdam en dat ik nu weer mijn bijbaantje heb en mensen spreek, goede gesprekken heb, inhoudelijk ook en dat er mensen zijn die mij hebben gemist en mij knuffelen en mijn haren aaien en zeggen: ‘Hey, ben je er weer?’ Ja, ik ben er weer. Hoi Amsterdam. Hoi drukte. Hoi mooie mensen in Amsterdam. Ik ben er weer. Ik blijf hier. Ik blijf hier geloof ik tot mijn dood. Ik zal af en toe weggaan, voor één of andere rare residentie, misschien zal ik eens op reis gaan, maar ik zal altijd weer terugkeren. Ja. Ik wist niet dat je een stad zo erg kon missen.
0 Reacties
Ik ging langs Ada, ik had een kerstkaart gevonden waar heel warrig haar op stond afgebeeld. Alleen warrig haar, geen gezicht. Waar het gezicht zou moeten zitten, stond: Its Christmas everyday.
Achterop het volgende: Hoi Ada, Alvast fijne kerstdagen en een goede jaarwisseling. Ik vond het fijn en leuk je ontmoet te hebben. Ik ga weer terug naar Amsterdam, als de teksten en foto’s af zijn kom ik ze persoonlijk bij je langs brengen. Maar dat is pas in Februari. Doei en een kus van Sytske Ze las het hardop voor. En zei dat het niet had gehoeven, maar dat ze het hartstikke leuk vond. Ze was sowieso helemaal verbaasd dat ik überhaupt langskwam: ‘Waar was jij nou de laatste weken? Ik dacht die komt niet meer doei of wat zeggen.’ Een beetje schuldig voelde ik me wel, maar ik dacht per ongeluk ook, die vrouw leeft al eenennegentig jaar, wat kom ik nog in haar leven doen? Beetje rotzooien. Zo voelde ik het, alsof ik haar leven kwam ontregelen. Omdat ik er zo nu en dan er heel veel was en dan ineens niet en dan weer wel en dan weer niet. Zoals ik altijd ben met mensen, ik ben er soms en dan ben ik er heel erg en dan ineens ben ik weg, neem ik afstand, duik ik onder, heb ik geen zin meer in contact. Mijn vrienden weten dit. Nieuwe mensen niet, dat vaak in een knokpartij eindigt (niet echt, natuurlijk). Maar bij Ada voelde ik me voor het eerst schuldig. Is het de leeftijd? Haar leven? Ze gaf me een knuffel en zei dat het haar op die kaart mijn haar was. Ze dacht ook dat ik het zelf had gemaakt. Ze had ook aan een andere werknemer mij omschreven doormiddel van alleen mijn haar te benoemen: ‘Ik vroeg aan hem, heb jij dat meisje gezien met dat warrige haar?’ Toen ik haar ook nog zes mini appelkoeken gaf (ja mini, die grote had ze te snel op de vorige keer), leek het alsof ze helemaal was ontroerd. Ze pakte me beet, zoende me, aaide me, en ik wist totaal niet waar ik het zoeken moest. En nog steeds niet. Dus ben maar weer mijn kamer ingevlucht. Pussy dat ik ben. - Morgen gaat ze me uitzwaaien, zei ze. Ik haat afscheid intens. Ik haat het ik haat het ik haat het ik haat het ik haat het ik haat ik haat het ik haat het.
Capoeiraaaaaaaaa
Aaaaooeeeeeaaaaaaaa Aaaaaoooeeeaaaaaaa Je moet dus ook zingen op capoeïra. En klappen. En ook een soort van dansen- En vechten- Het is een mix van dans en vecht door elkaar- En er wordt soms ook in een andere taal gepraat(Braziliaans? Er wordt soms gepraat in een taal die ik niet versta en het maakt niet uit want het gaat niet om verbale maar om non-verbale communicatie). Het is de bedoeling dat je je lichaam in al zijn spieren en lijfelijkheid voelt. Of nee, niet de bedoeling, maar ik voel dat omdat ik ze nooit op deze manier gebruik: iedere beweging heeft te maken met een bepaalde beheersing. Op een gegeven moment heb je alles onder controle- De zang- De dans- Je lichaam- Je tegenstander. En dat allemaal in een cirkel van mensen, en dat is doodeng. Die cirkel begint heel groot- En de muziek traag. Maar gaandeweg wordt de cirkel kleiner en gaat de muziek harder en sneller en dus de bewegingen ook kleiner (je mag niemand van de cirkel raken want dan ben je diegene een bier verschuldigd!!!). De bewegingen zijn alles wat je kunt met je lichaam: Op je handen staan: handstand, ratslagen (zo noemen ze dat uiteraard niet)- En als het mislukt- Boeiend, dan maak je een andere soort beweging- Als je maar laag bij de vloer blijft en jezelf verdedigt. Je mag ook trappen. Een soort van kopstoten geven in andermans zij- (ik kreeg een hak tegen mijn kin, dat hoort er dus ook bij). En je moet de hele tijd, wat je ook doet- (dus ook als je de radslag doet) Oogcontact houden. Misschien vind ik dat nog wel het engst- Dat ik constant voor schut sta, dat maakt me niet zoveel uit (ik beheers mijn lichaam totaal niet). Maar dat oogcontact- Ugh- - Het gaat om de verbinding, met jezelf en met de ander. Nou, laat het nou net zijn, dat ik elke verbinding die er was totaal ben kwijt geraakt. Er zitten ook kinderen in de les! En dus ook ouderen, niet zo oud als hier in het tehuis, maar wel oude mensen. Maar ook zwarte en witte, jonge en oude, dikke en dunne: gewoon mensen met energie. - Als je begint met de cirkel heb je een leider en die heeft een raar instrument en iemand ernaast met een tamboerijn en als je dan in de cirkel wilt begint het bij hen- Je moet altijd beginnen vanuit de muziek. Capoeïra begint bij muziek. - Ze draaien echt leuke muziek, ik luister het dagenlang op repeat. - Wanneer een les is afgelopen lijkt het alsof ik stoned ben. En dat is het allerbeste- Dat sport dat kan doen. Eerst had ik dat met kickboksen: Ik ging toentertijd drie keer per week. En als ik dan na anderhalf uur weer buiten kwam was ik helemaal vergeten wat voor dag het was, wist ik niet meer wat voor afspraken ik meer had, enz. nu is dat hetzelfde. Kom ik buiten, weet ik niet eens meer dat ik in Eindhoven ben. Totaal gedesoriënteerd. - ‘Maakt niet uit waar je bent, met wie je bent, of je in de supermarkt bent of bij je oma, overal is capoeïra,’ zei de leraar na de les. (Hij heet ook niet ‘leraar’, het heet allemaal anders maar daar moet ik nog achter komen). - Het is wel een beetje zweverig, maar ik geloof dat ik dat wel leuk vind. - Ik heb me ook al opgegeven voor een capoeïra in Amsterdam. De docent daar weet al dat ik eraan kom. Ik wil namelijk ook op mijn handen staan zonder dat het lijkt alsof ik er moeite voor moet doen. En ik wil ook kunnen vechten. En lenig zijn. EN SALTO’S! En dan alle liedjes kunnen meezingen. En ook op instrumenten spelen (ook die rare met die stok!). En dat ik dan elke week twee avonden lang een soort vrijbrief heb om me te bewegen als een dier en de hele tijd salto’s doe. (Ik doe het nu twee keer per week, als het iedere avond was, ging ik iedere avond. Als er een capoeïra festival is, wil ik erheen, ik wil op capoeïra vakantie, ik wil capoeïra kleding, ik wil capoeïra muziek, alles. Moehaaa). - En weer terug naar het verzorgingstehuis. -
En weer een week verder- En na een essay over verveling te hebben geschreven, en wat dat al dan niet met mij doet, ben ik erachter gekomen dat ik deze weken vrij onverschillig (of noem het vlak) in het leven sta (echt over alles). Ik weet dat het leven in uitersten vermoeiend kan zijn. Maar zo’n vlakte die ik nu ervaar is nog erger dan vermoeiend. Dus ik ben aan het aftellen tot ik naar huis kan en dan mijn extreem hoge pieken en gigantische diepe dalen weer mag ervaren en lekker in Amsterdam mag zijn, ik heb er miljoen zin in. - Iemand op het Wintertuinfestival vroeg me op de dansvloer wat er dan wel leuk was aan het verblijf hier. En toen wist ik niets te bedenken, maar ik voel me er schuldig over, omdat er echt wel leuke dingen zijn. En ik hier het ook wel naar mijn zin heb. Dus nu heb ik een lijst, alle leuke dingen hier zijn:
- ‘Nu moet ik koffie rondbrengen, en vanaf elf verkoop ik kerstkaarten, ik word hier ingezet als joker.’ - Ik had bedacht dat ik mijn vriendschap met Ada ging verbreken. Omdat ik me ergerde aan haar herhaling. Ik dacht op den duur weet ze toch niet meer wat wij hadden, dus waarom zou ik nog vrienden met haar zijn? Waarom zou ik haar nog aandacht geven? Echt onaardig eigenlijk, én egoïstisch ook. Toen was ik op het Wintertuinfestival en toen zei een vrouw dat wanneer mensen vergeetachtig worden je dat juist niet moet benoemen. Dat je juist moet doen alsof het ook voor jou nieuw is wat ze vertellen, en dat je ze moet aanraken, echt contact moet blijven houden, met oogcontact en dus aanraken. Dat aanraken laat ik maar even achterwege maar toen ik Ada zag en zij voor de derde keer vertelde dat ze verkouden was paste ik het trucje toe, en nou, het helpt wel. Zij vertelt gewoon voor de vijfde keer dat ze verkouden is en ik zeg voor de vijfde keer: 'Heh bah, al dat snot overal.' En dan ben ik mijn eigen irritatie de baas en heeft Ada weer aanspraak over haar leven hier. - Ada vroeg waar ik de hele week was omdat ik een week niet beneden ben geweest. ‘Ik dook onder.’ ‘Voor wie?’ ‘Voor wie niet?’ ‘Ach man, zo eenzaam hoef je toch niet nu al te zijn?’ - Ik ervaar ook eenzaamheid maar kan dat niet goed omschrijven, alleen dat ik het soms voel in mijn onderbuik. Dat komt nog, dat ik dat zal omschrijven ik weet alleen dat het veel dieper gaat dan: ‘Ik voel me wel eens eenzaam.’ - ‘Ik ben verkouden, sinds gister.’ ‘O? Echt? Wat vervelend, als je maar genoeg vitaminen eet.’ Dus. -
De befaamde dansavond zou ook als zangavond kunnen worden aangegeven. De mensen zitten stil maar er wordt wel meegezongen. ‘Ze vinden de muziek gewoon heel leuk.’ - Ik zou hier kunnen schrijven over hoe dat dan gaat, zo’n dans- of zangavond. Ik zou alle lieve mensen kunnen uitlichten. Ik zou alle grappige uitspraken kunnen uitschrijven. Of het Eindhovens accent eens onder de loep nemen. Maar het is te simpel en alles wat ze zeggen valt in herhaling. - Hoe langer ik hier zit hoe pessimistischer ik word. Juist door het feit dat er over ouderen gesproken wordt alsof ze niet meer mens zijn. ‘Dat vinden ze leuk.’ Of: ‘Je moet toch wat’ Of dat er mensen aan mij voorstellen dat ik iets moet organiseren voor de bewoners- alsof ze compleet zijn overgeleverd aan, aan, aan ja, ongeveer alles. Maar mij niet gezien. Ik voel nul behoefte om ze te gaan ‘vermaken’. - ‘Waarom steek je je tong uit?’ ‘Doe ik dat dan?’ ‘Ja.’ Ik haal mijn schouders op. Ik had bedacht dat ik elke keer mijn tong uitsteek als Ada in herhaling valt. - ‘Ach ja, je moet toch wat he, het houd me in ieder geval van de straat. Wat? Waarom lach je? Ouderen kunnen ook op de straat belanden.’ - ‘Het is zoals het is.’ ‘Het gaat zoals het gaat.’ ‘Het is me wat.’ ‘Wat hadden we het goed’ Ik erger me mateloos aan deze uitspraken (omdat hiermee alle gesprekken worden afgekapt.) Maar wanneer ik een oplossing probeer te bedenken hoe het anders zou kunnen, dan kom ik vanzelf bij de uitspraak: ‘Het is zoals het is.’ - Ik heb me opgegeven voor een proefles capoeira. Ik wilde het al een tijdje, maar durfde het niet omdat ik weet dat je je moet overgeven, veel moet durven (op je handen staan, op je hoofd staan, je ledematen niet als ledematen zien, maar ze daadwerkelijk voelen), dat je dus al je angsten opzij moet schuiven. Maar die herhaling hier, dat uitzichtloze, dat muffe, dat suffe, dat langzame, dat trage heeft ervoor gezorgd dat ik naar capoeira ben gegaan. En vanaf toen had ik al zin in les twee. - Vorige week ontmoette ik Remco Campert (in Amsterdam, op een boekpresentatie, in een café). Hij zat aan de rode wijn met een sigaret (in dat café). En zijn vrouw Deborah. (En het was een hele leuke ontmoeting!!) Zij zijn ook op leeftijd, al leek het niet alsof zij het er allemaal maar bij lieten zitten. Dus toen we het over mijn verblijf in Eindhoven hadden, kwam ik erachter dat dat misschien het verschil is: het is het milieu waarin je bent opgegroeid. De mensen waarmee je je omringd. De plaats waarin je woont misschien en natuurlijk ook de tijd waarin je bent opgegroeid maar dus ook wat je bezig houdt en dat je dat blijft doen, of juist iets anders zoekt maar iets van een bezigheid en niet zitten om het zitten. De mensen in het tehuis waar ik verblijf kennen dit niet: dat ik schrijf, dat ik soms ‘hier’ soms ‘daar’ ben. Ze kennen geen kunst (en dan heb ik het niet over breiwerkjes, en een tekening van een grijze bloem), ze kennen geen ambitie, ze kennen geen (vechtsport voor meisjes-) sport, zijn niet bekend met het fenomeen ‘hard werken’ (of hard werken wel voor hun gezin en voor hun partner, maar ik heb het over ander werk), ze kennen geen lesbiennes, ze kennen geen reizen, ze kennen geen literatuur, ze kennen geen- Na lang met Campert en zijn vrouw te hebben gepraat (ook over andere dingen maar dat zeg ik lekker niet), zei ik: ‘Als ik dan zo nodig zo oud moet worden schrijf ik door tot ik dood ga, schrijvend mijn kist in- Mij krijg je in ieder geval niet in zo’n tehuis.’ En toen stak Campert zijn vuist in de lucht en zei zoiets van: ‘Juist’. Of was het: ‘Olé’? Ik weet niet, alleen dat ik nog niet gegeten had maar wel twee wijn op had en dat ik erg blij werd van deze ontmoeting, dat er ook andere ‘soorten’ mensen bestaan dan hier. Ook al klinkt dat grof. Maar nou en. -
Stuk liedje 1: Jij bent zonlicht Dat mij laat groeien Jij bent water Ik ben de zee Jij bent alles wat ik wou Er is niemand waar ik meer van hou Wat er ook mag gebeuren Mijn hart blijft altijd van jou Een dag zonder jou zijn verloren uren Een dag zonder jou lijkt wel een jaar te duren Een dag zonder jou is zonder zonneschijn Een dag zonder jou wil ik niet meer zijn Lalalaaalaaa Laalaaaaaaaa Lalalaaaaaaa Lalaaaaaaaa Stuk liedje 2: En wat doe jij de rest van mijn leven? Ga met me mee en pluk de dag En leef je leven met een lach En wat doe jij de rest van mijn leven? Ik ben het allerliefst met jou Omdat ik heel veel van je hou - Ik dacht Ada is er niet bij het sjoelen, dus ik naar de zevende verdieping, haar halen, deed ze de deur niet open, toen gingen we haar bellen, nam ze niet op. Dus ik dacht die is dood. Ze is gewoon dood gegaan. En ik ging er vrij luchtig mee om, zoals mensen dat hier ook doen. Ik dacht de dood is er ook (al was ik wel bang voor de nacht, ik weet niet waarom maar ik was erg bang om alleen te zijn die nacht. Maar overleefd, geen paniek). ’s Ochtends ben ik toch maar weer naar boven gegaan. En toen deed ze gelukkig open. ‘Kom, kom binnen! Gister had ik zo’n leuke avond! Ik heb lichtjes gekeken in de rolstoel en daarna kregen we twee gratis consumpties! Ik slaap nooit van wijn, nee, van wijn ken ik niet slapen, maar ik sliep als een roos, kwam door al die lichtjes!’ (Er is een lichtroute in Eindhoven.) - Ik had een jurk mee om te strijken bij haar. Zij zat op de bank en ik streek mijn jurk en zij praatte honderduit over die lichtjes. Toen kreeg ik nog zes kussenslopen van haar, of ik die ook wilde strijken, want dan mochten die om haar kussens. Want ja, deze witte slopen van nu zijn niet voor de winter. ‘Ziet er meteen anders uit he? Prachtig, prachtig.’ ‘Ja, heel mooi.’ - Misschien erg, maar ik luister negen van de tien keer niet meer naar hun verhalen. (Ben ik dan eindelijk immuun?) Alsof ze praten zoals gedachten ook kunnen gaan: Herhalingen- Afbrekingen- Haperingen- En weer opnieuw- Of juist ineens op iets anders overspringen zonder aanleiding- - ‘Mensen mogen foto’s van me maken, maar ik zeg altijd niet op Het Facebook. Absoluut niet op Het Facebook. Mensen mogen niet alles weten, maar wel alles eten.’ Oké Ada die houden we erin: niet alles weten wel alles eten. - Ze heeft er nog een, wanneer ze opstaat en dat moeizaam gaat (Sinds die val is ze echt oud): ‘Zo stroef en stijf, net een oud wijf.’ - ‘Vind u het leuk hier?’ ‘Ach, het houd me van de straat.’ - Bij de lunch: EINDELIJK EEN HOMOSTEL ONTMOET. Ik dacht: waar in godsnaam, waar zijn alle homo’s en lesbiennes? Of hoe je het noemen wilt, in ieder geval: is iedereen hier hetero? Maar de man in kwestie zei (toen hij vertelde dat zijn partner die tegenover hem zat die mij al opviel eerder deze weken maar ja, wat moet je zeggen he? Dat dat zijn partner was), dat hij nog nooit nare reacties had gehoord ondanks dat vijftig jaar geleden (ZE ZIJN VIJFTIG JAAR SAMEN?!) “een hele andere tijd was”. lalalaa whatever allemaal, toen zei ik: ‘Jeeeeeej ik dacht dat hier geen homo’s waren. En waar zijn de vrouwenstellen?’ Nou dat wist hij ook niet. Toen gingen we het hebben over de islam. Ik weet niet waarom maar dat kwam ter sprake terwijl we een tosti aten die rechtstreeks uit de vriezer komt. - Er wordt ook geroddeld- Veel zelfs- Maar daar meng ik me niet in, ik vind dat mega kinderachtig dus ik ga er niet op in en ik zal er hier ook niets over schrijven. - Er is een vrouw met blauwe wenkbrauwen (heb ik dat al verteld?) Nou goed, ik wil door haar geaaid worden. Ik wil haar in mijn kamer. Haar stemgeluid, haar lach, haar verschijning, zij moet met mij mee naar huis en niet, niet, niet doodgaan. - Bij iedere ontmoeting hier denk ik: ja, jij gaat ook dood. Bij iedere ontmoeting buiten huis denk ik: ja, en jij gaat ook dood. Bij iedere voorbijganger denk ik: jij gaat dood, jij, jij, jij ja en jij meneer met je extreem grote witte kool, jij gaat ook dood. Hoi man in de supermarkt, ik zou maar drie netten mandarijnen kopen, of nee, koop er geen want u gaat dood. En u mevrouw de zwerver, ik zou maar stoppen met bedelen want u gaat dood. Hey hoi mevrouw met je drie kinderen, wist u dat u ook dood gaat? En je kinderen, ja sorry, maar die gaan ook dood. Bij iedere mail die ik krijg van bekenden maar ook van onbekenden die zichzelf voorstellen in het begin van de mail- Ja, stop maar- Je gaat dood. Als iemand me sms’t: dood. Wanneer ik bel met deze of gene: dood. Ik loop dood. Stuk liedje 3: Dood zullen we gaan Dood gaan we allemaal Tot ziens tot ziens De dood zit overal lalalaaaaa (zelf bedacht) -
Het maakt niet uit welk tijdstip ik beneden kom, of ik vaker beneden kom of dagen niet, of dat ik uren achtereen beneden zit. Ik krijg steevast de vraag of ik net wakker ben. - In de lift (met zijn vijven, voor de duidelijkheid, ik stond erbij): ‘Hey is ze er weer.’ ‘Ja, ze is er nog steeds.’ ‘Voor hoe lang?’ ‘Ze blijft hier voor zes weken.’ ‘Zes weken, nou nou nou.’ ‘Gaat ze ’s weekends naar huis?’ ‘Ze is schrijver toch?’ ‘Op welke verdieping verblijft ze dan?’ ‘Ik heb haar afgelopen weekend ook zien rondlopen.’ ‘Wil ze niet naar huis dan?’ ‘Ze is schrijver.’ ‘Bij mij op de verdieping, gezellig hoor.’ ‘Boeken?’ ‘Ze schrijft over het huis.’ ‘Ze gaat natuurlijk alleen maar goede dingen hierover schrijven.’ ‘Er komt geen boek.’ ‘Nee, nee, nee.’ ‘O, we zijn er.’ ‘Daar gaat ze.’ ‘Altijd onderweg.’ - ‘Hey! Ben je er weer!’ ‘Nou nog steeds mevrouw.’ ‘Kom je mee naar koersbal donderdag? Dat is leuk en druk en gezellig, god wat gezellig.’ ‘Aankomende donderdag kan ik niet, maar die donderdag erna wel.’ ‘Ja?’ ‘Ja, echt.’ ‘Wat enig!’ - Enig- - In de gang naast de automatische deur staat een bank. Hij staat dus tegenover een muur. Op deze bank zitten twee dames. Op de heenweg zitten ze glazig voor zich uit te staren. Op de terugweg (ik deed mijn was in de was, laten we zeggen dit was 2 minuten werk) sliepen ze! Ze sliepen gewoon in de gang. De ene vrouw (met het gekke loopje) lag hoe er wel eens mensen worden gefotografeerd in de trein: het hoofd half naar achter, de ogen en mond half open. De andere mevrouw (die lijkt op een muis) slaapt netjes, zittend. Iedereen doet alles hier zittend. - Eigenlijk weet ik het beste hoe de mensen ervan de bovenkant uit zien. Vanaf hun middel tot hun hoofd- Iedereen zit hier alleen, en als ze lopen zit er een rollator voor. Of is het te pijnlijk om ernaar te kijken omdat het nog maar net gaat, dat lopen. - Er is een man van in de vijftig en hij heeft op vroege leeftijd alzheimer gekregen. Het schijnt dat hij een erg goede architect was (is? Hij werkt nog, hoe weet ik niet). Deze man loopt overal op blote voeten, deze man kan niet praten, deze man zijn ogen zijn halfdicht, deze man zijn bewegingen zijn onrustig. Ik dacht (omdat mensen zeiden, je moet eens met hem praten) ik ga naast hem zitten, maar toen ik vroeg of ik naast hem mocht zitten kwam ik erachter dat ook zijn spraak weg is. Ik versta hem helemaal niet. Hij mompelt- Als het al mompelen is. Maar (gelukkig) had hij een krant en gaf mij de bijlage. Dus toen gingen we samen de krant lezen en terwijl ik las of een een of andere rapper al dan niet racistische uitspraken heeft in zijn liedjes, griste de man mijn krant voor mijn neus en ruilde hem in voor de zijne, want hij had die van hem uit. - ‘Ik kom dus van de supermarkt, en ik dacht, iets klopt er niet, keek ik op de bon, had de kassière eenenzestig broden aangeslagen.’ ‘Hoeveel had u er dan gekocht?’ ‘Een.’ ‘Bent u terug gegaan?’ ‘Natuurlijk. Ik zei, mevrouw u heeft eenenzestig broden aangeslagen terwijl, kijk ik heb er maar een. Zij zei, ga maar naar de servicepunt, ik naar de servicepunt ik zei ik heb een brood gekocht maar zij daar heeft eenenzestig broden aangeslagen, nou toen werd ik geholpen en heb ik geld terug van zestig broden.’ Als ik op mijn mobiel zit, zegt Ada: ‘Oeh schatje dit, schatje dat.’
‘Er is geen schatje.’ ‘Ik begrijp wel waarom, omdat je zoveel weg bent.’ Het hebben van een relatie ging er denk ik vroeger niet alleen heel anders aan toe (vrouw thuis, man aan het werk), maar verschilt geloof ik ook door de plaats. - In een gang: ‘Mevrouw ik haal u in, ik haal u in, ik kom van links’ zegt een man op een scootmobiel. ‘Meneer, wat doet u, u haalt me in van rechts.’ ‘Ja, u loopt aan de verkeerde kant.’ De vrouw met rollator stopt, de vier vrouwen achter haar (en ik) stoppen ook, opstopping alom. De man en vrouw gaan in discussie, wie hier nou precies aan de juiste kant loopt of rijdt. Ik haal ze stiekem in. ‘Groot gelijk, die gaat er gewoon vandoor.’ - Een tehuis als wachtkamer. Het is een wachtkamer. - ‘Dag, wij zijn buren.’ |
Over Schrijver in huisOp uitnodiging van Wintertuin (onderdeel van De Nieuwe Oost) wonen en werken jonge schrijvers zes weken lang in een appartement van Vitalis WoonZorg Groep in Eindhoven. Hier doen de schrijvers verslag van hun verblijf en van hun onderzoek. AuteurSytske van Koeveringe (1988) studeerde af aan de opleiding Beeld & Taal aan de Gerrit Rietveld Academie. Sytskes debuutroman Het is maandag vandaag verscheen in mei 2017 bij De Bezige Bij. Tijdens haar verblijf bij Vitalis onderzoekt Sytske de tijdsbeleving in en buiten het huis, geïnspireerd op de bewoners. Foto: Keke Keukelaar
Archief Sytske
December 2017
CategorieënClick here to edit.
|